Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zoudt gij [31]regeren, omdat gij u [32]mengt met den ceder? Heeft niet uw [33]vader [34]gegeten en gedronken, en [35]recht en gerechtigheid gedaan, [en] [36]het ging hem toen wel? 31. Dat is, uw koninkrijk tegen Gods dreigementen vast en bestendig maken. 32. Dat is, aldus om strijd [gelijk men spreekt] boven uwen vader pronkt en praalt met cederen gebouwen? 33. De vrome koning Josia, gelijk onder vs.18. 34. Dat is, bekwamelijk en vrolijk geleefd; zie Pred.3:13. 35. Gelijk boven vs.3. 36. Hebreeuws, toen [was] hem goed, of wel; alzo in het volgende. Vergelijk Jes.3:10,11, alwaar de Hebreeuwse woorden betekenende goed en kwaad, ook alzo gebruikt worden, voor wel en kwalijk gaan.